Column: ’Al doe ik een clownsneus op of breng ik vrede in het Midden-Oosten; ik blijf een klootzak. Ik ben wielrenner’

Milo Lambers

Ik ben een klootzak. Al doe ik een clownsneus op, help ik oude vrouwtjes met oversteken of breng ik vrede in het Midden-Oosten; ik blijf een klootzak. Een hele grote. Ik ben wielrenner.

Wielrenners zijn nooit populair geweest, maar sinds de coronacrisis uitbrak en het twee keer zo druk is op de fietspaden zijn wielrenners verworden tot de moderne evenknie van de ketter.

De collectieve haat tegen mannen en vrouwen in strakke pakjes op fietsen is ook wel begrijpelijk. Wielerterroristen die ’aan de kant’ schreeuwen en verkeersregels negeren, zorgen naast ergernis ook voor gevaar.

Ook ik ben geen heilige. Dit weekend dacht ik bij een stoplicht een stoet fietsers rechts in te kunnen halen. Een gevaarlijke en bovendien verboden actie die ook nog eens mislukte. Ik moest in de remmen. ’Vuile klootzak’, schreeuwde een oudere vrouw. Vervolgens kwam er een schreeuwend betoog met verwensingen die ik niet aan dit papier durf toe te vertrouwen. Haar man kwam naast mij fietsen, sloot me in en kwam met zijn hoofd intimiderend dichtbij. Ook mijn fietsmaat, die niets met mijn domme fout te maken had, kreeg er verbaal van langs.

De verhouding tussen wielrenners en de rest van de weggebruikers is verworden tot koude oorlog die op elk moment totaal kan ontsporen. Steeds meer mensen laten wielrenners niet passeren. Wandelaars die midden op de weg lopen, roepen je toe dat je dood kunt vallen als je na drie keer bellen roept dat je eraan komt. Nogmaals: wielrenners kunnen klootzakken zijn. Maar geef ze ook een beetje ruimte om met die slechte naam af te rekenen.

Meer nieuws uit Haarlem

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.