Hij, maar heel soms ook zij

Ad Heesbeen

De tweelingzusjes Sanne en Britt (9) slapen op één kamer. Sanne heeft een poezendekbed en Britt eentje van Lionel Messi. Al op 4-jarige leeftijd wist Britt het zeker: ik wil geen meisje zijn, maar een jongen. Moeder Astrid IJsselstein schreef het boek ’Roze met blauw lint’ over haar genderkind.

Het is 2010, de zomervakantie is in volle gang. Zoals elke dag legt Astrid kleding voor haar dochters klaar. De 4-jarige Sanne trekt die ochtend zonder mekkeren haar jurkje aan, maar dan begint Britt ineens hartverscheurend te huilen.

„Ze weigerde de jurk aan te doen’’, vertelt Astrid. „Ik vroeg wat er aan de hand was. Ze zei: ’Maar mama, ik ben een jongen, dat weet je toch wel?’ Ik was met stomheid geslagen. Britt? Een jongen? Een beetje verbouwereerd begon ik te lachen. Totdat ik het bloedserieuze gezicht van Britt zag: de jurk ging niet meer aan.”

In volle overtuiging dat haar dochter door een fase ging, kocht Astrid een t-shirt van Bob de Bouwer. „Niet typische iets voor jongens, maar ook niet echt voor meisjes. Britts glimlach was onbetaalbaar. De rest van de vakantie is het shirt niet meer uit geweest.”

Wanneer de tweeling aan hun schoolcarrière begint, wordt Britts gevoel alleen maar sterker. „Het meisjesspeelgoed liet ze links liggen, ze had vriendjes in plaats van vriendinnetjes en als het aan haar lag liep ze elke dag rond in jongenskleding.”

Fase

„Dat ging een halfjaar zo door. Op een dag trof ik haar huilend aan in een hoekje van de woonkamer. Ze snikte: ’Mama, op school zeggen ze dat ik een meisje ben, omdat ik lange haren heb.’ De kapper knipte haar lokken iets korter, tot op haar schouders. Daar was ze een tijdje tevreden mee, maar later moest het steeds korter en korter. Als we naar de speelgoedwinkel gingen, stond Sanne bij de make-up en Britt steevast bij de auto’s en pistolen.” Tijd om naar de huisarts te gaan, vond Astrid.

„De dagen voor de afspraak was ik bloednerveus. Gaat hij me vierkant uitlachen? Maar we kregen een doorverwijzing naar een genderteam in het ziekenhuis. Op dat moment wilde ik terugkrabbelen. Het werd ineens allemaal zo echt. Maar we moesten duidelijkheid krijgen, voor Britt. Uiteindelijk hebben de onderzoeken en gesprekken met de orthopedagoog en psychologen zo’n 1,5 jaar geduurd. In september 2013 kregen we de diagnose: Genderdysforie. Ik dacht: dus mijn zoon zit gevangen in een meisjeslichaam, en dat kan ik niet voor hem veranderen. Ik voelde me machteloos.”

Het gezin heeft het advies gekregen om Britt zo genderneutraal mogelijk op te voeden. „De juffrouw noemt Britt bijvoorbeeld nog steeds meisje. Klasgenootjes zeggen jongen. Als de kinderen in de klas aan de juf vragen hoe het komt dat zij meisje zegt, dan zegt de juf dat Britt een meisje is die van jongensdingen houdt”, vertelt Astrid. „En ik? Ik zeg hij, heel soms zij, en noem hem mijn zoon. Heel lang zei ik mijn dochters. Maar op een gegeven moment moest ik dat loslaten. Die omschakeling was moeilijk. Ik heb jaren dochters gehad en toen kwam er ineens een zoon bij. Maar nu is het zo gegroeid. Het lijkt alsof het altijd al zo is geweest. Mijn kleine meid is nu het gelukkigste jongetje op deze planeet.”

Genderdysfoor

De meeste kinderen die zich aanmelden bij een Genderkliniek blijken later niet genderdysfoor te zijn. Bij 75 tot 85 procent verdwijnt dat gevoel. Daarom mag pas met puberteitsremmers worden begonnen vanaf 12 jaar. Een geslachtsveranderende operatie mag pas vanaf 18.

Meer nieuws uit HD

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.