Zero had toch zin
Het gebeurt niet vaak dat het publiek met een brede glimlach door een museum wandelt. De tentoonstelling ’Zero: let us explore the stars’ heeft behalve iets ondeugends, zeker ook iets feestelijks. Hier wordt immers bewezen hoe zeer veel critici van een halve eeuw geleden zich toch deerlijk hebben vergist.
De kunstenaars die zich in 1962 en daarna nog een keer in 1965 in het Amsterdamse Stedelijk Museum manifesteerden als de groep Zero werden vaak uitgelachen, nu maakt hun werk van destijds een vaak frisse, vitale indruk. Zero was onder de golfbewegingen van de tijd vrijwel verdwenen, maar komt nu vaak weer met glans uit de vergetelheid tevoorschijn.
Vietnam
Niet alleen de fors oplaaiende gewapende strijd in Vietnam kwam in de jaren zestig als eerste oorlog volop via de televisie bij de mensen thuis, ook kunstenaars kregen volop aandacht van de camera. Vandaar dat nu in het museum op allerlei filmpjes is te zien hoe veel van de daar getoonde kunst van Zero ontstond. Zij het vaak nog in zwart/wit. Bijvoorbeeld Yves Klein. Geflankeerd door een brandweerman met spuit, maakt hij met een soort gasbrander zijn ’vuurschilderijen’. Nu het stof van destijds is neergedaald blijkt dat er van dit werk wel degelijk een soort magische schoonheid uit kan gaan.
In december 1962 bewerkt de Italiaan Luciano Fontana met een scherp voorwerp een goudkleurig doek van de Belg Jef Verheyen. Als Fontana klaar is beantwoordt hij voor camera de vraag van een interviewer en spreekt ernstig van ’een bijzondere samenwerking’.
Verheyen maakt dan gewag van een ’fantastisch resultaat, een andere benadering van het canvas’.
Zijn zware zwarte baard en stem verbergen nauwelijks een schaterlach. Het doek heet ’Le jour’ en hangt nu in de zaal ernaast. Een grap? In het goudkleurige doek zit een boog van kleine gaten en verdorie: er gaat werkelijk een magische spanning van uit.
Ruimtevaart
Wat wilden die licht provocerende kunstenaars in hun nette pakken? Domweg een andere benadering van de kunst. Waar dat idee vandaan kwam? In 1957 zochten de Duitse kunstenaars Mack en Piene naar iets nieuws, iets positiefs. De Tweede Wereldoorlog was voorbij, de zich snel ontwikkelende ruimtevaart sprak tot de verbeelding en nieuwe technologieën boden nieuwe uitdagende mogelijkheden. Bestonden er nog grenzen? Ze gingen radicaal te werk en zetten daarvoor media en onorthodoxe middelen in. De groep noemde zich Zero en kreeg alom navolging. Vanuit Nederland sloten Armando, Jan Hendrikse, Henk Peeters en herman de vries zich aan met hun Nul-groep.
Sandberg
Nul manifesteerde zich in Nederland toen Willem Sandberg ’zijn’ Stedelijk Museum als podium voor deze stroming aanbood. Ook nu vergiste deze directeur met de fijne neus voor nieuwe en bijzondere kwaliteit zich niet.
De vries schreef zijn naam nu welbewust met kleine letters en stelde: ’wit is overdaad’. In het museum staat nu zijn witte kubus uit dat jaar. Door een kijkgat is slechts fel wit licht te zien. Het is de bron van licht en zuiverheid, een bron van energie. Oneindig en grenzeloos. Jan Schoonhoven experimenteert met het zoeken naar de vele tinten in het wit. Meer kleuren zijn niet nodig, spelen met schaduwen biedt al zo veel.
Kennedy
In 1965 volgde in het Stedelijk een tweede, nog omvangrijker presentatie. Het zou een hoogtepunt worden in de geschiedenis van Zero en tyerend voor de tijdgeest: Die bracht de Amerikaanse president Kennedy bracht al eerder tot de oproep ’Let us explore the stars’. Zero voegde de daad bij het woord en kende daarin geen grenzen. Veel critici juist wel. Sommigen noemden Zero een ’belediging’ en ’denksport voor lege lieden’.
Al eerder blikten New York en Berlijn terug op Zero, maar het Stedelijk doet meer. Met de eigen collectie en archieven als kern biedt het een historische context voor deze tijdloos geworden kunst en laat zien dat Hans van Straaten in 1965 gelijk had toen hij schreef dat het zinloze hier zin krijgt. Nog steeds is Zero een heerlijke prikkel.
Tentoonstelling
’Zero: let us explore the stars’. Amsterdam, Stedelijk Museum, t/m 8 november. www.stedelijk.nl